Bij het kijken van deze docu, eigenlijk bijna een speelfilm, zijn een glimlach, verbazing en bewondering nooit ver weg. Het is het coming-of-old-age-verhaal van de 52-jarige Rogier Kappers – alias ‘de glazendraaier’ - die een kinderdroom najaagt: beroemd worden als straatmuzikant op het glasorgel. In de film volgen we onze (anti)held op zijn soms hilarische, en tegelijkertijd ontroerende zoektocht naar roem, liefde en fortuin. Van het eigenhandig bouwen van zijn eerste orgel tot een gepassioneerde ontmoeting met de wereldberoemde componist Arvo Pärt; van zijn eerste optreden op straat tot een rampzalig avontuur in Dubai. Dat alles begeleid door het commentaar van zijn bijzondere en muzikale ouders, zijn ex-vrouwen en kinderen. En dan is er nog die nooit verwachte 'grande finale'…
Wat een genot om zo’n buitenbeentje te mogen volgen in een leven dat beslist geen gespreid bedje kent. Met zijn twee exen zorgt Rogier, naast al zijn zelfbedachte of onverwachte werkzaamheden, voor twee jonge zoontjes. Met die ex-partners heeft hij nog goed contact en als je de hele film gezien hebt, snap je dat met zo’n man niet valt samen te leven. Met ongebreidelde energie pakt hij iets aan, maar zijn talrijke ideeën, aankopen en creaties gaan meestal gepaard met missers of met voortijdig afhaken. In de film volgen we twee van die zaken: zijn tweede huisje in de polder – een miskoop die blijft wegzakken in de veengrond en veel onderhoud vergt – en zijn grote verlangen om weer als muzikant de wereld te veroveren, deze keer met een glasorgel. Je moet het hem nageven: hij is van veel markten thuis, super handig en geeft niet snel op, aangemoedigd door zijn intellectuele vader (wat een geweldige combi, die twee!). Op een laconieke toon en met humor (ook in de beperkte, soms gortdroge voice-over) worden acht jaren vol belevenissen vastgelegd. Het levert een origineel zelfportret op, vol muziek en hilarische en ontroerende ups & downs. Een unieke feelgood documentaire over een paradijsvogel die het toch maar doet.