FITZCARRALDO is een even excentrieke als monumentale schepping. Zowel de productie als het verhaal is opera-waardig: de visionaire Ierse avonturier Fitzcarraldo (Klaus Kinski) heeft obsessieve, uitzinnige plannen om zijn grandioze droom te financieren: de wereldberoemde tenor Enrico Caruso en de muziek van Verdi naar de Amazone halen en daarvoor midden in het regenwoud een operahuis bouwen.
Met een oude stoomboot en zijn minnares (Claudia Cardinale) vaart hij een nog niet in kaartgebrachte zijrivier op, richting een onontgonnen gebied met rubberbomen, maar aan een andere stroom. Ondertussen probeert hij de wilde inheemse bevolking positief te stemmen met arias die hij afspeelt op zijn grammofoon. In de tweede helft van FITZCARRALDO wordt het stoomschip met boomstammen en touwen over de heuvels getrokken naar een parallel-rivier door leden van de Aguarana-stam. Deze bizarre scenes met Kinski buiten zinnen, brachten de film mythische status. Wat Fitzcarraldo in de film lukt, lukte Herzog ook in het echt: hij wist op onverklaarbare wijze de Aguarana te overtuigen zijn waanzinnige plan uit te voeren (zonder enige trucage) op een manier die volgens hem terug zou gaan tot de oudheid. Controverse alom, want volgens vele critici was de boodschap in dit onnavolgbare portret van pervers kolonialisme onverenigbaar met hoe Herzog de film maakte.