In deze intense romanverfilming kijkt de als kind nog ambitieuze dromer Helene (Mala Emde) vele jaren later terug op haar leven (en overleven) gedurende drie zware decennia, tijdens de donkerste dagen van de Duitse geschiedenis. In de jaren vijftig gaat ze op zoek naar haar zoon Peter, die ze tien jaar eerder, in het najaar van 1945, achterliet op een station. In flashbacks zien we hoe het zo ver kon komen. Van haar Joodse kindertijd in een bekrompen dorpje in het Oosten van Duitsland, via het roerige Berlijn van de jaren twintig met haar zus Martha, waar ze medicijnen wil studeren en verliefd wordt op de geëngageerde filosofiestudent Karl, naar een (gedwongen) gelegenheidshuwelijk met Luftwaffe-officier Wilhelm in de jaren dertig, waardoor ze haar afkomst kan verhullen. En verder…
Het verhaal blijft heel dicht bij Helene zelf, verstrikt in haar steeds benardere omstandigheden. De langzaam tot extremen groeiende gruwelen van de nazi's, die haar leven en haar keuzes bepalen, blijven daarbij buiten beeld. Een controversieel keuze van de regisseur. Ze veronderstelt de geschiedenis als bekend, omdat anders de roman, met volop ruimte voor de historische context, niet verfilmbaar zou zijn. Die insteek beviel veel filmrecensenten allerminst. Nu kan immers alleen wie weet heeft van wat er toen in Duitsland gebeurde de film echt begrijpen. Maar toch heeft juist die focus op de persoon van Helene zelf ook zijn sterke kanten. Zo kan de film een aangrijpend en persoonlijk relaas vertellen over hoe een vrouw tegen wil en dank, stapsgewijs al haar dromen en aspiraties moet opgeven om te kunnen overleven. En over de moeilijke stap om uiteindelijk te breken met je eigen levensverhaal en weer voor jezelf te kiezen.